null Wanneer zijn virtuele activiteiten echte strafbare feiten?

RW_Webcolumn_LitskaStrikwerda_13755_head_large.jpg

Wanneer zijn virtuele activiteiten echte strafbare feiten?

Webcolumn Rechtswetenschappen - door Litska Strikwerda - mei 2015

Computerspellen zijn  regelmatig onderwerp van discussie in de media. In de virtuele werelden van computerspellen kunnen spelers allerlei virtuele activiteiten ontplooien, óók virtuele activiteiten die in het echte leven strafbaar zouden zijn. Zo mogen spelers in het spel Grand Theft Auto politieagenten vermoorden en is er in Japan een spel op de markt, RapeLay, waarin spelers vrouwen kunnen verkrachten.

Er is nog nooit iemand veroordeeld voor een virtuele moord of een virtuele verkrachting. Er wordt wel beweerd dat dit komt doordat er een soort metaforische grens bestaat, de 'magic circle', die de virtuele werelden van computerspellen scheidt van de echte, niet-virtuele wereld. Maar die grens lijkt in 2009 te zijn overschreden toen Nederlandse rechters vijf minderjarigen veroordeelden voor diefstal (art. 310 Sr.), omdat zij virtuele eigendommen hadden gestolen van medespelers in respectievelijk het computerspel Habbo en het computerspel RuneScape. In de laatste zaak is in 2012 door de Hoge Raad beslist.

De Habbo-zaak draaide om drie minderjarigen die virtuele meubels van medespelers van het computerspel Habbo hadden gestolen. Habbo speelt zich af in een virtueel hotel waarin spelers een kamer hebben die zij kunnen meubileren. Meubels kunnen met een creditcard gekocht worden. Hoewel de meubels virtueel zijn, moet er dus wel echt voor betaald worden. De daders in de Habbo-zaak hadden zich toegang verschaft tot de virtuele meubels van andere spelers door hen middels een valse e-mail hun gebruikersnaam en password te ontfutselen (phishing).

De RuneScape-zaak draaide om twee minderjarigen die een virtueel amulet en een virtueel masker hadden gestolen van een medespeler van het computerspel RuneScape. Dingen zoals het betreffende virtuele amulet en virtuele masker kunnen binnen RuneScape verkregen worden door allerlei opdrachten uit te voeren. De daders in de RuneScape-zaak hadden zich toegang verschaft tot het virtuele amulet en het virtuele masker door een medespeler van RuneScape fysiek te bedreigen (in de 'echte' wereld, niet in de virtuele wereld van het spel). Ze hadden hem een mes op zijn keel gezet en net zo lang geschopt en geslagen tot hij zijn gebruikersnaam en password afgaf.

Deze veroordelingen roepen de vraag op of hiermee het strafrecht definitief de virtuele werelden van computerspellen is binnengedrongen en we binnenkort de eerste veroordelingen voor bijvoorbeeld virtuele moord of virtuele verkrachting kunnen verwachten. Ik denk van niet. De virtuele werelden van computerspellen worden over het algemeen gereguleerd door spelregels. Dat kunnen formele spelregels zijn, die zijn opgesteld door de producent van het spel en waarmee spelers akkoord moeten gaan voordat zij het spel kunnen spelen. Maar er zijn ook computerspellen, zoals SecondLife, die worden gereguleerd door informele afspraken tussen spelers onderling. Door de spelregels te accepteren, onderkennen spelers van computerspellen dat zij bepaalde gedragingen van andere spelers te duchten hebben. Als de spelregels bijvoorbeeld toestaan dat de ene speler de virtuele representatie (avatar) van de andere speler vermoordt, moet die speler niet gek opkijken als dat gebeurt, daarvoor heeft hij/zij immers toestemming gegeven bij aanvang van het spel. Zolang het gedrag van spelers via de spelregels gereguleerd kan worden, is er geen plaats voor het strafrecht binnen de virtuele werelden van computerspellen. Maar als een speler iets doet dat niet onder het bereik van de spelregels valt, komt het strafrecht in beeld.

Computerspellen kunnen op dit vlak vergeleken worden met sport, zoals voetbal. Gedurende een voetbalwedstrijd doen spelers vaak dingen, denk bijvoorbeeld aan het schoppen van een tegenstander, die in het dagelijks leven onder het bereik van het strafrecht zouden vallen (in dit geval onder het verbod op eenvoudige mishandeling, art. 300 Sr.). In een voetbalwedstrijd wordt zulk gedrag meestal gesanctioneerd middels de spelregels en de betreffende speler krijgt bijvoorbeeld een gele of een rode kaart. Maar als het betreffende gedrag losstaat van de spelsituatie of zo'n ernstige overschrijding van de spelregels oplevert, dat zij niet meer voorzien in een passende sanctie, kan het strafrechtelijk worden gesanctioneerd. Dit blijkt uit een arrest van de Hoge Raad in de zaak van een voetballer die tijdens een wedstrijd Sparta-Go Ahead Eagles zo hard tegen het been van een tegenspeler schopte dat deze een gecompliceerde open beenbreuk en een slagaderlijke bloeding opliep. De spelregels van het voetbal voorzagen niet in een passende sanctie en hij werd in een strafrechtelijke procedure veroordeeld voor zware mishandeling.

In de eerdergenoemde en Habbo- en RuneScape-zaken was sprake van de andere door de Hoge Raad genoemde uitzonderingssituatie; in deze zaken draaide het (voornamelijk) om gedragingen die losstonden van de spelsituatie. De daders hadden zich immers 'buiten het spel om', respectievelijk middels phishing en fysiek geweld, toegang verschaft tot de virtuele eigendommen die zij gestolen hadden. Maar, in mijn ogen, belangrijker is dat de slachtoffers in deze zaken echte (financiële en emotionele) schade was berokkend door de diefstal van hun virtuele eigendommen.

Hedendaagse rechtsfilosofen zijn het er bij mijn weten allemaal over eens dat het strafrecht een diepere laag kent en uiteindelijk is gebaseerd op morele normen. Het belangrijkste fundament van het strafrecht wordt gevormd door het schadebeginsel; een morele norm die afkomstig is van de Britse filosoof John Stuart Mill (1806-1873). Het schadebeginsel houdt in dat de overheid middels het strafrecht mag ingrijpen in het privéleven van burgers indien zij anderen schaden. Zoals uit het bovenstaande blijkt, was daarvan sprake in de Habbo- en RuneScape-zaken.

In mijn proefschrift betoog ik dat de morele normen waarop het strafrecht is gebaseerd, leidend zijn bij de beantwoording van de vraag of gedragingen die zich binnen de virtuele wereld van een computerspel hebben voorgedaan, onder het bereik van het strafrecht moeten worden gebracht. Een virtuele activiteit is een echt strafbaar feit als er sprake is van schending van een morele norm, zoals het schadebeginsel. Voor wiens interesse nu is gewekt, mijn proefschrift is terug te vinden op: http://dx.doi.org/10.3990/1.9789036537131.

*Dr. L. Strikwerda is als universitair docent metajuridica verbonden aan de Open Universiteit



Meer webcolumns