null Waarborgen in de verplichte ggz

RW_webcolumn_WorldHealthDay_204394_head_large.jpg

Waarborgen in de verplichte ggz

Webcolumn Rechtswetenschappen - door mr. Eva Jacobs - oktober 2022

Op 10 oktober 2022 is het World Mental Health Day waarbij aandacht wordt gevraagd voor onder andere toegang tot geestelijke gezondheidszorg over de hele wereld. De coronapandemie heeft zijn sporen nagelaten in zowel de fysieke gezondheid als de geestelijke gezondheid. Volgens een schatting van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is het aantal mensen met angststoornissen en depressies gestegen met 25% gedurende het eerste jaar van de pandemie. Cijfers van het CBS laten een vergelijkbare trend zien. En dat terwijl de toegang tot geestelijke gezondheidszorg onder druk is komen te staan, aldus de WHO. Die druk geldt ook voor de verplichte geestelijke gezondheidszorg in Nederland. Hoe is deze zorg in Nederland wettelijk geregeld?

De (geestelijke) gezondheidszorg in Nederland

De gezondheidszorg begint onder andere bij het zelfbeschikkingsrecht. In Nederland is dit vastgelegd in artikel 11 van de Grondwet (Gw): de onaantastbaarheid van het lichaam. Dit recht is niet geheel onbeperkt. Artikel 11 Gw laat ruimte voor de overheid om beperkingen bij of krachtens de wet in te stellen. Verder is de toegang tot zorg geregeld door verschillende wetten, zoals de Wet langdurige zorg, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet. Deze, en andere wetten, beogen de zorg toegankelijk te maken door verschillen die binnen de Nederlandse bevolking bestaan weg te nemen. Toegang tot zorg is op die manier bijvoorbeeld niet inkomensafhankelijk. Tot slot is er internationale regelgeving die vereist dat de toegang tot zorg en de lichamelijke integriteit gewaarborgd is. Denk in dat geval bijvoorbeeld aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Zo zijn artikel 5 en artikel 8 EVRM van belang als het gaat om het waarborgen van de vrijheid en lichamelijke integriteit. Het is ook artikel 5 EVRM geweest dat een belangrijke rol heeft gespeeld in de verplichte geestelijke gezondheidszorg, zoals die zich in Nederland heeft ontwikkeld. Dit artikel bepaalt dat in principe de vrijheden van mensen niet mogen worden ontnomen, behoudens enkele uitzonderingen, zoals wanneer iemand strafrechtelijk is veroordeeld. Onder de uitzonderingen valt ook de mogelijkheid dat iemand tegen zijn wil wordt opgenomen vanwege zijn psychische toestand. In Nederland is deze uitzondering geregeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). In deze wet is een belangrijke rol voor de rechter weggelegd. Dit is ontstaan na een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) (ERHM 24 oktober 1979, NJ 1980/114 (Winterwerp)), waarin het EHRM besloot dat de controle op de rechtmatigheid van gedwongen opnames in Nederland onvoldoende was. De destijds geldende Krankzinnigenwet voorzag daar namelijk niet in. Dat betekende een schending van artikel 5 lid 4 EVRM.

De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

Inmiddels bestaat de Krankzinnigenwet niet meer en voorziet de Wvggz in de mogelijkheid tot bepaalde maatregelen die kunnen worden opgelegd aan patiënten met psychische problemen, maar alleen in het uiterste geval. Eerst moet de optie tot vrijwillige zorg zijn uitgeput (artikel 2:1 lid 1 en 2 Wvggz). De Wvggz legt in tegenstelling tot de eerdere wetgeving meer de nadruk op een soort maatwerk waarbij het ook mogelijk is om de patiënt te onderwerpen aan verplichte zorg in de thuisomgeving in plaats van een verplichte opname in een instelling. Het is voor te stellen dat dit de druk op de zorg zou moeten verlichten. Een patiënt die thuis door naasten wordt ondersteund en gemonitord kost minder tijd dan een patiënt die 24 uur per dag gemonitord moet worden in een instelling, zo is de gedachte. Daarnaast moet het makkelijker zijn voor de patiënt om na afloop van de verplichte zorg weer volwaardig aan de samenleving deel te nemen. Door meer maatwerk zou je kunnen betogen dat de toegankelijkheid tot de geestelijke gezondheidszorg makkelijker wordt gemaakt. Je bewaart immers de zwaarste vorm van zorg, dat wil zeggen verplichte zorg in een instelling, tot alleen die gevallen waarvoor het echt nodig is en geeft meer (wettelijke) instrumenten voor lichtere vormen door ook verplichte zorg aan huis mogelijk te maken.

Verplichte ggz als ei van Columbus?

Hoewel ik deze motieven begrijp, wil ik daarbij wel de kanttekening maken dat de druk slechts een verplaatsing is van de zorgmedewerkers naar de omgeving van de patiënt.

Verder is van belang dat verplichte ggz slechts mogelijk is als de psychische toestand van de patiënt leidt tot ernstig nadeel voor de patiënt of zijn omgeving en alleen dan is het slechts mogelijk als de mogelijkheden tot vrijwillige zorg zijn uitgeput, voldaan is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, en de zorg doelmatig is. De Wvggz geeft echter weinig houvast om de verplichte ggz te voorkomen.

Tot slot moet voordat de verplichte zorg kan worden gegeven een zorgmachtiging worden verleend door de rechter. Voordat dit verzoek voor de rechter komt, wordt eerst een verzoek gedaan bij de gemeente die na een onderzoek het verzoek kan neerleggen bij de officier van justitie (artikel 5:3 Wvggz). De officier van justitie heeft ook een eigen mogelijkheid om een verzoek te doen (artikel 5:3 Wvggz). Pas dan kan het verzoek worden voorgelegd aan de rechter. Hiermee moeten de rechten van de patiënt worden gewaarborgd. Dit is een terecht doel, maar daarbij moet dan ook de kanttekening geplaatst worden dat de patiënt over zijn rechten wel goed geïnformeerd en bijgestaan moet worden.

De Wvggz heeft ondanks de doelstellingen en waarborgen die het beoogde veel kritiek gekregen van verschillende zorgorganisaties. Deze kritiek is ook naar voren gekomen uit de Eerste evaluatie Wvggz en Wzd (Wet zorg en dwang, voor mensen met een verstandelijke beperking of psychogeriatrische aandoening) die eerder dit jaar werd gepresenteerd. Met name de uitvoerbaarheid van verschillende waarborgen liet te wensen over. De hoop is nu dat met aanpassingen zowel de positie van de patiënt als de uitvoerbaarheid gewaarborgd worden.