null Praktijkopleiders balanceren tussen voordoen, meedoen en zelf laten doen

OW_Praktijkopleiders_12582_head_large.jpg

Praktijkopleiders balanceren tussen voordoen, meedoen en zelf laten doen

De praktijk de beste leerschool? Dat hangt voor een groot deel af van de begeleiding. De aanpak van praktijkopleiders in het beroepsonderwijs kan behoorlijk verschillen. Promotieonderzoek laat vier herkenbare patronen van begeleidingsstrategieën zien.

Uit eerder onderzoek blijkt dat de begeleiding door praktijkopleiders veel impact heeft op het werkplekleren van studenten. Maar welke begeleidingsstrategieën hanteren ze eigenlijk bij het begeleiden van studenten tijdens stage? Lieke Ceelen, promovendus aan de faculteit Onderwijswetenschappen van de Open Universiteit, onderzocht het samen met haar begeleidingsteam Anne Khaled (HAN), Loek Nieuwenhuis (Open Universiteit) en Elly de Bruijn (Open Universiteit). Daarvoor bezocht ze zeven stagepraktijken van student-fysiotherapeuten en student-verpleegkundigen, en interviewde ze tien praktijkopleiders.

Belangen afwegen

De onderzoekers zagen dat praktijkopleiders voortdurend bezig zijn met een evenwichtsoefening. Ze willen bijvoorbeeld hun studenten graag benaderen als gelijkwaardige collega’s, maar dat kan niet altijd omdat de student nog aan het leren is. Ze willen studenten stimuleren om individueel en zelfstandig te werken, maar ook dat is niet altijd mogelijk, want ze moeten natuurlijk rekening houden met het belang van de patiënt.

Vier configuraties van begeleidingsstrategieën

De resultaten laten zien dat opleiders verschillende doelen nastreven tijdens het begeleiden op de werkplek. Een aantal begeleidingsstrategieën bleek door vrijwel alle begeleiders te worden toegepast: het laten zien van beroepsmatig handelen, het stimuleren van participatie en het toevertrouwen van zelfstandig handelen. Die pasten ze toe in verschillende configuraties, met meer of minder nadruk op een of meer strategieën. In de resultaten waren vier configuraties van begeleidingsstrategieën te onderscheiden. Sommige begeleiders zagen zichzelf vooral als rolmodel en focusten zich op het leerproces van de student door het voordoen van werkzaamheden, hardop redeneren, uitleg geven en stellen van vragen. Anderen kozen voor een gebalanceerde mix gericht op de algehele ondersteuning van de student, met een combinatie van onder andere directe ondersteuning, aandacht voor het werkplezier, en zelfstandig laten handelen. De derde configuratie legt de nadruk sterk op de autonomie van de student en het zo veel mogelijk zelfstandig laten uitoefenen van werkzaamheden als (toekomstige) collega. De vierde configuratie is gericht op het loslaten van de student, waarbij de student wordt benaderd als gelijkwaardig teamlid en veelal zelfstandig aan het werk is.

Praktijkopleiders beter ondersteunen en waarderen

Het onderzoek laat een rijke variatie zien van begeleidingsstrategieën op de werkplek. De resultaten bieden aanleiding om de manier van begeleiden te bespreken met praktijkopleiders. Ook kunnen ze helpen om praktijkopleiders beter te ondersteunen en te waarderen in het beroepsonderwijs.

Het onderzoek wordt gepresenteerd tijdens de onderwijsresearchdagen in Amsterdam op vrijdag 7 juli 2023 om 11.00 uur.

Vragen over het onderzoek? Neem contact op met lieke.ceelen@ou.nl.