null Fuck de koning

RW_Webcolumn_IneVanHaarenDresens_7075_head_large.jpg

Fuck de koning

Webcolumn Rechtswetenschappen - door Ine van Haaren-Dresens - juni 2015

Volgens een bericht in NRC Handelsblad van 22 mei jl. heeft Koning Willem-Alexander tegenover Amerikaanse journalisten verklaard dat hij de opheffing van een verbod op majesteitsschennis zal accepteren. Als de wetgever overgaat tot schrapping van dat verbod, zal hij staatsrechtelijk ook niet anders kunnen als hij koning wil blijven. Hetzelfde bericht meldt dat hij het recente debat in de media volgt over de (inmiddels opgeschorte) vervolgingsbeslissing van het OM betreffende de activist die de uitroep 'Fuck de koning, fuck de koningin, fuck het koningshuis' deed bij een manifestatie tegen Zwarte Piet in Amsterdam. Op 27 mei jl. maakte het OM bekend de zaak te seponeren omdat de uitroep werd gedaan in een publieke context en daarom niet strafbaar zou zijn. In de media is van alles over deze kwestie gezegd. Sommigen vinden dat de uitingsvrijheid inhoudt dat alles gezegd moet kunnen worden, anderen vinden het onfatsoenlijk om dit soort uitlatingen te doen maar menen dat het niet strafwaardig is of zou moeten zijn, sommigen vinden dat de koning meer bescherming nodig heeft dan gewone burgers. Mij viel een opiniestuk van Sidney Smeets in dagblad Trouw van 8 mei 2015 op. De auteur is, zo vermeldt het stuk, advocaat; ik zou daarom van hem een juridisch beter gefundeerde benadering hebben verwacht.

Majesteitsschennis

Smeets is tegen vervolging van de actievoerder wegens majesteitsschennis. Hij meent dat het het (democratisch gehalte van) de rechtsstaat schendt dat de koning boven kritiek verheven is en denkt dat een vervolging niet tot een veroordeling zal leiden. Dat laatste ben ik met hem eens. De jurisprudentie van het EHRM (Von Hannover v. Duitsland, Otegi Mondragon v. Spanje en Morice v. Frankrijk) geeft aan dat de actievoerder bij de strafrechter bij wijze van exceptief verweer met succes een beroep zal kunnen doen op zijn in artikel 10 EVRM – een beroep op artikel 7 Grondwet biedt vanwege het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet geen soelaas – gewaarborgde vrijheid van meningsuiting. Waar het mij hier om gaat is dat Smeets uit het strafrechtelijke verbod van majesteitsschennis afleidt dat de koning 'iets meer is' dan burgers en dat dat de rechtsstaat schendt. Hij meent dat de koning zich door een hogere macht boven het volk verheven voelt en wijst daartoe op de aanhef van wetten luidende Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Ik ken de koning niet en ik weet niet of hij zich voelt zoals Smeets betoogt. Maar uit de aanhef van wetten, die geen zelfstandige juridische betekenis heeft, mag dat in ieder geval niet worden afgeleid. Dat geldt evenmin voor Smeets' (ironisch bedoelde?) veronderstelling dat God door deze aanhef een rol speelt in wat hij noemt 'ons wettelijk systeem'.
Hoe Koning Willem-Alexander zich wel of niet voelt in dezen, is niet van belang voor de koninklijke positie in de rechtsstaat. Dan heb ik het over de positie van de koning als ambt, niet over de positie van de persoon die het ambt bekleedt. Van de door Smeets veronderstelde ongelijkheid tussen een ambt(sbekleder) en burgers kan in mijn optiek geen sprake zijn omdat een ambt(sbekleder) en een burger zich ipso facto niet in de voor gelijke behandeling vereiste gelijk(waardig)e positie bevinden. Smeets gaat voorbij aan het feit dat de rol van de koning in de rechtsstaat niet door het strafrecht maar door het staatsrecht wordt bepaald. Sedert de Grondwet van 1848 toen Koning Willem II contre coeur moest accepteren dat zijn macht werd uitgehold, is de koning juridisch én politiek onschendbaar en zijn de ministers verantwoordelijk voor al hetgeen hij als ambtsdrager doet en nalaat. Dat betekent niet dat, zoals in de media wel eens wordt gehoord, de persoon die het ambt bekleedt niet zou kunnen worden beledigd; dat is met of zonder het delict van majesteitsschennis mogelijk. Net als ‘gewone' burgers kunnen de koning en leden van zijn huis of van zijn familie, als persoon beledigd worden en kunnen zij desgewenst daarvan aangifte doen of een civielrechtelijke procedure beginnen.

Onschendbaarheid

De juridische onschendbaarheid van de koning die al lang vóór 1848 bestond, hield en houdt in dat aan de koning geen strafrechtelijke sancties kunnen worden opgelegd als hij zich misdraagt. De politieke onschendbaarheid betekent dat de koning aan de wet gebonden is en dat al zijn doen en nalaten ministerieel wordt afgedekt. Het delict majesteitsschennis sluit aan bij de positie van het ambt en houdt verband met de specifieke symboolfunctie die de Grondwetgever de koning heeft toegedacht; Sophie van Bijsterveld doelt hier ook op in haar opinie in Trouw van 12 mei jl. Ter bescherming van ambtsdragers die een bijzondere positie innemen, geldt wel vaker een zwaarder aangezette strafbaarstelling. In dit verband kan worden gewezen op de belediging van bevriende staatshoofden of van ambtenaren in functie zoals politieambtenaren, of op geweld tegen hulpverleners.
Op zichzelf vind ik niets mis met extra bescherming voor een openbare ambt. Maar waar dat leidt tot grondrechtenbeperkingen is waakzaamheid geboden en dat geldt a fortiori bij beperking van de in een democratie wezenlijke uitingsvrijheid. Het delict majesteitsschennis zou dan ook gemist kunnen worden zonder noemenswaardige afbreuk te doen aan de bijzondere positie van de koning. Bij vermeende belediging van het ambt kan dan gewoon vervolgd worden zoals bij uitingsdelicten jegens andere ambtsdragers én jegens personen -inclusief de Koning- mogelijk is. Maar ik zie niet in wat schrapping van majesteitsschennis zou kunnen bijdragen aan de door Smeets opgevoerde gelijkheid en nog minder aan wat hij het democratisch gehalte van onze rechtsstaat noemt. Als Smeets bedoelt te stellen dat de monarchie een regeringsvorm is die niet op de meest democratische wijze in haar staatshoofd voorziet, zou hij dát hebben moeten betogen. Maar daar heeft (schrapping van) een bijzonder uitingsdelict niets mee te maken.

* mr. C.B.M. van Haaren-Dresens is als universitair docent Staats- en bestuursrecht werkzaam bij de Open Universiteit.

Heerlen, 22 juni 2015



Meer webcolumns